zondag 7 oktober 2012

Baggerweek verslag

Met je handen in de modder.
Is het vies of leer je er ook wat van?

Van vierentwintig tot achtentwintig september heb ik Baggerweek gehad. Baggerweek is een werkweek waar je verschillende proefjes en veldwerk doet, om daar later een verslag over te maken. In die week heb ik door in een korte tijd een onderzoek of veldwerk te doen en later daarover een verslag in de vorm van een poster te maken, geleerd om in een groepje, maar ook zelfstandig te werken. Bagger is eigenlijk al achttien jaar geleden bedacht, omdat de school vond dat biologie, aardrijkskunde, geschiedenis en scheikunde meer zouden moeten samenwerken. En nu achttien jaar later bestaat Bagger nog steeds. Alleen is geschiedenis nu vervangen door tekenen.

De proefjes en het veldwerk
Wij hebben veel verschillende proefjes en veldwerk gedaan. Bij aardrijkskunde zijn we bijvoorbeeld naar een boerderij gegaan en daar in het weiland hebben we met meerdere groepjes twee verschillende boringen gedaan, één op een stroomrug (een fossiele rivier) en één in een komgrond (grond waar veel klei door een rivier wordt afgezet). En later hebben we door middel van een twee meter lange balk en een waterpaskruis een dijkmeting gedaan (de vorm en hoogte van een dijk meten). Maar bij scheikunde hebben we iets heel anders gedaan. Bij scheikunde hebben we watermonsters genomen van twee verschillende plekken waar water is (de wiel en een sloot) en met die watermonsters hebben we allemaal verschillende proefjes gedaan om de chemische waterkwaliteit te beoordelen. Zoals het zuurstofgehalte en de hardheid van het water te bepalen. En zo hebben we bij elk vak een ander proefje(s) of veldwerk gedaan om van de omgeving te leren en om te kijken wat een betere kwaliteit heeft. Het was erg vermoeiend, maar door echt iets te doen, leer je er veel meer van en begrijp je het ook beter dan wanneer je in een klaslokaal zit.

Het verslag
Nadat we de proefjes en het veldwerk gedaan had moest ik met mijn groepje een verslag maken over de resultaten in de vorm van een poster. Dat was soms heel erg stressen, want we hadden niet heel veel tijd. Meestal konden we pas beginnen na de lunch en we moesten eerst nog bepalen wat er allemaal in kwam te staan. Zodra we dat wisten, gingen we de teksten schrijven. Wanneer we daarmee klaar waren, keken we de teksten van de ander na of alles klopte en of er nog iets miste. Daarna schreven we de teksten over in het net en gingen we nadenken over de lay-out. Vooral de titel was nogal moeilijk te bedenken, omdat veel titels al gebruikt zijn of nogal cliché. Meestal ben je wel op tijd klaar, maar bij scheikunde moest je bijvoorbeeld heel veel proefjes doen en die moest je allemaal in de poster verwerken. Dat kostte veel tijd,  omdat je er ook nog een werkwijzer bij moest maken. Het was erg leuk om samen de poster te maken en je leert er veel van. In de loop van de week werd je steeds beter in het maken van posters.

Ik denk dat door buiten te werken en verslagen te maken je sneller leert dan door de hele dag in een klaslokaal te zitten. Door het ‘doen’ pak je sneller dingen op en daarmee leer je ook sneller.